A1.36: Plantas de interior y de jardín

Kamerplanten en tuinplanten

Esta lección enseña cómo usar la construcción 'Zijn aan het + infinitief' para expresar acciones en curso. El tema se centra en plantas de interior y de jardín, con vocabulario práctico para describir actividades como regar, sembrar y cuidar plantas. Es una guía clara para estudiantes de nivel A1 que buscan comunicarse sobre tareas diarias y entender diferencias gramaticales con el español.

Vocabulario (11)

 Het blad: la hoja (Holandés)

Het blad

Mostrar

La hoja Mostrar

 De steen: La piedra (Holandés)

De steen

Mostrar

La piedra Mostrar

 De bloem: La flor (Holandés)

De bloem

Mostrar

La flor Mostrar

 De plant: la planta (Holandés)

De plant

Mostrar

La planta Mostrar

 De boom: El árbol (Holandés)

De boom

Mostrar

El árbol Mostrar

 De aarde: La tierra (Holandés)

De aarde

Mostrar

La tierra Mostrar

 Het zaad: La semilla (Holandés)

Het zaad

Mostrar

La semilla Mostrar

 De tuinman: El jardinero (Holandés)

De tuinman

Mostrar

El jardinero Mostrar

 Sproeien (regar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Sproeien

Mostrar

Regar Mostrar

 Zaaien (sembrar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Zaaien

Mostrar

Sembrar Mostrar

 De planten water geven: Regar las plantas (Holandés)

De planten water geven

Mostrar

Regar las plantas Mostrar

Ejercicios

Estos ejercicios se pueden hacer juntos durante las clases de conversación o como deberes.

Ejercicio 1: Reordenar oraciones

Instrucción: Haz frases correctas y traduce.

Mostrar respuestas
1.
water aan | de planten | het geven | Ik ben | tuin. | in de
Ik ben de planten water aan het geven in de tuin.
(Estoy regando las plantas en el jardín.)
2.
de bloemen | Hij is | het balkon. | sproeien op | aan het
Hij is de bloemen aan het sproeien op het balkon.
(Él está rociando las flores en el balcón.)
3.
planten. | de nieuwe | omspitten voor | aan het | Wij zijn | de aarde
Wij zijn de aarde aan het omspitten voor de nieuwe planten.
(Estamos cavando la tierra para las nuevas plantas.)
4.
aan het | Jij bent | de moestuin. | het zaad | zaaien in
Jij bent het zaad aan het zaaien in de moestuin.
(Estás sembrando la semilla en el huerto.)
5.
met de | werken in | Zij zijn | tuinman. | de tuin | aan het
Zij zijn aan het werken in de tuin met de tuinman.
(Ellos están trabajando en el jardín con el jardinero.)
6.
aan het verwelken | weinig water krijgt. | Het blad van | de kamerplant is | omdat hij te
Het blad van de kamerplant is aan het verwelken omdat hij te weinig water krijgt.
(La hoja de la planta de interior se está marchitando porque no recibe suficiente agua.)

Ejercicio 2: Emparejar una palabra

Instrucción: Empareja las traducciones

De tuinman is de planten aan het sproeien in de tuin. (El jardinero está rociando las plantas en el jardín.)
Ik ben bloemen aan het zaaien in de potten op het balkon. (Estoy sembrando flores en las macetas del balcón.)
De bladeren van de boom vallen in de herfst. (Las hojas del árbol caen en otoño.)
Wij zijn de planten water aan het geven om ze gezond te houden. (Estamos regando las plantas para mantenerlas saludables.)

Ejercicio 3: Agrupar las palabras

Instrucción: Divide las palabras en dos grupos: plantas de interior y plantas de jardín, y explica qué diferencia a estos dos tipos de plantas.

Kamerplanten

Tuinplanten

Ejercicio 4: Traduce y usa en una oración

Instrucción: Elige una palabra, tradúcela y utiliza la palabra en una frase o diálogo.

1

De plant


La planta

2

De aarde


La tierra

3

De boom


El árbol

4

De bloem


La flor

5

De tuinman


El jardinero

Oefening 5: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Zeg wat je in de tuin kunt zien. (Di lo que puedes ver en el jardín.)
  2. Beschrijf je eigen of je ideale tuin. (Describe tu propio jardín o el jardín ideal.)

Pautas docentes +/- 10 minutos

Frases de ejemplo:

Er zijn paarse bloemen in de tuin.

Hay flores moradas en el jardín.

Er is een grote oude boom.

Hay un gran árbol viejo.

Ik heb gele en roze bloemen in mijn tuin.

Tengo flores amarillas y rosas en mi jardín.

Ik heb een schommel in mijn tuin voor mijn kinderen.

Tengo un columpio en mi jardín para mis hijos.

Ik heb geen cactussen in mijn tuin.

No tengo cactus en mi jardín.

Ik water mijn planten elke 3 dagen.

Riego mis plantas cada 3 días.

...

Ejercicio 6: Tarjetas de diálogo

Instrucción: Selecciona una situación y practica la conversación con tu profesor o compañeros.

Ejercicio 7: Opción múltiple

Instrucción: Elige la solución correcta

1. Ik ___ de planten water aan het geven omdat het vandaag warm is.

(Yo ___ regando las plantas porque hoy hace calor.)

2. Jij ___ de bloemen aan het zaaien in de tuin.

(Tú ___ sembrando las flores en el jardín.)

3. Hij ___ de planten aan het sproeien omdat de aarde droog is.

(Él ___ rociando las plantas porque la tierra está seca.)

4. Wij ___ de bloemen aan het zaaien en daarna vragen we de tuinman om hulp.

(Nosotros ___ sembrando las flores y luego pedimos ayuda al jardinero.)

Ejercicio 8: Plantas de interior y de jardín

Instrucción:

Elke ochtend (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) ik de kamerplanten (No hint) (Aan - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Het - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Geven - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) van water. Mijn vrouw (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) in de tuin en (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Aan - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Het - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Zaaien - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) van bloemen. Onze kinderen (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) ook in de tuin en (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Aan - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Het - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Klimmen - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) in de boom. Het is een mooie zondag, maar het (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Aan - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Het - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Regenen - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)), dus we (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) binnen en (No hint) (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Aan - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Het - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) (No hint) (Werken - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)) aan ons plantenboek.


Cada mañana estoy dándole agua a las plantas de interior. Mi esposa está en el jardín y está sembrando flores. Nuestros hijos también están en el jardín y están trepando al árbol. Es un hermoso domingo, pero está lloviendo , así que estamos dentro de casa y estamos trabajando en nuestro libro de plantas.

Tablas de verbos

Zijn - Ser

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik ben
  • Jij bent
  • Hij/Zij is
  • Wij zijn
  • Jullie zijn
  • Zij zijn

Zaaien - Sembrar

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik zaai
  • Jij zaait
  • Hij/Zij zaait
  • Wij zaaien
  • Jullie zaaien
  • Zij zaaien

Klimmen - Trepar

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik klim
  • Jij klimt
  • Hij/Zij klimt
  • Wij klimmen
  • Jullie klimmen
  • Zij klimmen

Regenen - Llover

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik regen
  • Jij regent
  • Hij/Zij regent
  • Wij regenen
  • Jullie regenen
  • Zij regenen

Werken - Trabajar

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik werk
  • Jij werkt
  • Hij/Zij werkt
  • Wij werken
  • Jullie werken
  • Zij werken

Geven - Dar

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik geef
  • Jij geeft
  • Hij/Zij geeft
  • Wij geven
  • Jullie geven
  • Zij geven

Ejercicio 9: Zijn aan het + infinitief

Instrucción: Rellena la palabra correcta.

Gramática: Estar + infinitivo

Mostrar traducción Mostrar respuestas

aan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is

1. Sproeien:
Wij zijn ... in de tuin.
(Estamos regando en el jardín.)
2. Klimmen:
Jullie ... in de boom
(Estáis subiendo al árbol)
3. Regenen:
De aarde wordt erg vochtig, omdat het ....
(La tierra está muy húmeda porque está lloviendo.)
4. Verwelken:
De bloemen ....
(Las flores se están marchitando.)
5. Groeien:
Het zaad ....
(La semilla está creciendo.)
6. Werken:
De tuinman ... in de tuin.
(El jardinero está trabajando en el jardín.)

Gramática

No es lo más emocionante, lo admitimos, pero es absolutamente esencial (¡y prometemos que valdrá la pena)!

Tablas de conjugación de verbos para esta lección

Zaaien sembrar

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Neerlandés Español
(ik) zaai yo siembro
(jij) zaait/zaai tú siembras/siembra
(hij/zij/het) zaait él/ella/eso siembra
(wij) zaaien nosotros sembramos
(jullie) zaaien vosotros sembráis
(zij) zaaien ellas siembran

Ejercicios y frases de ejemplo.

¿No ves progreso cuando aprendes por tu cuenta? ¡Estudia este material con un profesor certificado!

¿Quieres practicar holandés hoy? ¡Eso es posible! Solo contacta a uno de nuestros profesores hoy mismo.

¡Matricúlate ahora!

Introducción a las plantas de interior y jardín

En esta lección aprenderás a utilizar la estructura gramatical Zijn aan het + infinitief para describir acciones en curso relacionadas con el cuidado de plantas. El tema gira en torno a las actividades que realizamos con plantas de interior (kamerplanten) y plantas de jardín (tuinplanten), dos categorías esenciales en la jardinería y el mantenimiento del hogar.

Contenido principal y vocabulario clave

Estudiaremos frases prácticas que expresan acciones que están sucediendo ahora mismo, como Ik ben de planten water aan het geven in de tuin o Hij is de bloemen aan het sproeien op het balkon. Este contenido es ideal para estudiantes principiantes (nivel A1) y se centra en:

  • El uso del verbo zijn conjugado en presente para formar la construcción progresiva.
  • El vocabulario relacionado con plantes comunes: de plant, de bloem, het blad, de aarde, de boom, het zaad, de tuinman.
  • La diferencia entre kamerplanten (plantas de interior) y tuinplanten (plantas de jardín), incluyendo ejemplos prácticos para mencionar y describir ambos tipos.

Estructura y usos

La lección también desarrolla diálogos y ejercicios para practicar la conversación sobre el cuidado diario de estas plantas, fomentando el uso natural y útil del tiempo progresivo. Narraciones y actividades de completar espacios con verbos ayudarán a interiorizar la gramática y el vocabulario.

Diferencias destacadas con el español

En español se usa la forma estar + gerundio para expresar acciones en curso, mientras que en holandés esta lección utiliza zijn aan het + infinitivo. Por ejemplo, "Estoy regando las plantas" en español es Ik ben de planten aan het water geven en holandés. Notar que en holandés la expresión requiere la palabra aan het antes del verbo en infinitivo, un detalle importante para la formación correcta de la frase.

Algunas frases útiles:

  • Ik ben de plant water aan het geven – Estoy regando la planta.
  • Hij is de bloemen aan het sproeien – Él está rociando las flores.
  • Wij zijn de aarde aan het omspitten – Nosotros estamos removiendo la tierra.

Esta base te ayudará a hablar con mayor confianza sobre la jardinería y el cuidado de plantas, así como a comprender y utilizar una estructura gramatical fundamental del neerlandés cotidiano.

Estas lecciones no serían posibles sin nuestros increíbles socios🙏