Pautas docentes +/- 15 minutos

Audio y vídeo

  1. Fórmula: zijn + aan het + infinitief.
  2. Se utiliza para acciones que están ocurriendo en este momento.
  3. Utiliza siempre el verbo auxiliar sein.
Persoon (Persona)Voorbeeld (Ejemplo)
IkIk ben bloemen aan het zaaien. (Estoy sembrando flores.)
JijJij bent de planten aan het sproeien. (Tú estás regando las plantas.)
Hij/ZijHij/zij is aan het planten. (Él/ella está plantando.)
WijWij zijn aan het werken in de tuin. (Estamos trabajando en el jardín.)
JullieJullie zijn aan het spelen buiten. (Vosotros estáis jugando fuera.)
ZijZij zijn aan het voetballen. (Ellos están jugando al fútbol.)

Ejercicio 1: Zijn aan het + infinitief

Instrucción: Rellena la palabra correcta.

Mostrar traducción Mostrar respuestas

aan het sproeien, zijn aan het klimmen, is aan het werken, is aan het groeien, zijn aan het verwelken, aan het regenen is

1. Sproeien:
Wij zijn ... in de tuin.
(Estamos regando en el jardín.)
2. Klimmen:
Jullie ... in de boom
(Estáis subiendo al árbol)
3. Regenen:
De aarde wordt erg vochtig, omdat het ....
(La tierra está muy húmeda porque está lloviendo.)
4. Verwelken:
De bloemen ....
(Las flores se están marchitando.)
5. Groeien:
Het zaad ....
(La semilla está creciendo.)
6. Werken:
De tuinman ... in de tuin.
(El jardinero está trabajando en el jardín.)

Ejercicio 2: Opción múltiple

Instrucción: Elige la solución correcta

1. Hij ___ de tuin aan het water geven.

(Él está regando el jardín.)

2. Wij ___ bloemen aan het planten.

(Estamos plantando flores.)

3. Jij ___ de kamerplanten aan het verpotten.

(Estás trasplantando las plantas de interior.)

4. Ik ___ de tuin aan het sproeien.

(Estoy regando el jardín.)

5. Zij ___ het onkruid aan het verwijderen.

(Están quitando las malas hierbas.)

6. Jullie ___ de bladeren aan het opruimen.

(Estáis recogiendo las hojas.)