Holandés A1 módulo 4: Objecten en mensen beschrijven (Describir objetos y personas.)
Este es el módulo de aprendizaje 4 de 6 de nuestro temario A1 de neerlandés. Cada módulo de aprendizaje contiene de 6 a 8 capítulos.
Objetivos de aprendizaje:
-
Beschrijf wat je in je omgeving ziet.
(Describe lo que ves en tu entorno.)
-
Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.
(Adjetivos y objetos comunes.)
-
Beschrijf het uiterlijk van mensen en dingen.
(Describe el aspecto de las personas y las cosas.)
Lecciones (8)
Objetivos de aprendizaje
-
Beschrijf het uiterlijk van mensen
(Describe la apariencia física de las personas)
-
Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om mensen te beschrijven.
(Usa adjetivos para describir a las personas.)
-
Bijvoeglijke naamwoorden
(Adjetivos)
Objetivos de aprendizaje
-
Beschrijf de kleuren van gewone voorwerpen.
(Describe los colores de los objetos comunes.)
-
Basis-, samengestelde en haarkleuren.
(Colores básicos, compuestos y de cabello.)
-
Het uitdrukken van voorkeuren en afkeuren
(Expresar gustos y disgustos)
Objetivos de aprendizaje
-
Druk je basisemoties uit.
(Expresa tus emociones básicas.)
-
Beschrijf de gevoelens van anderen.
(Describe las emociones de los demás.)
-
Voorzetsels Om, door, aan, naar, met,...
(Preposiciones Om, door, aan, naar, met,...)
Objetivos de aprendizaje
-
Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking
(Describir gusto, olfato, vista, oído y tacto)
-
Dingen vergelijken
(Comparar cosas)
-
Trappen van vergelijking
(Grados de comparación)
Objetivos de aprendizaje
-
Beschrijf vormen en figuren.
(Describir formas y figuras.)
-
Beschrijf basisobjecten.
(Describe objetos básicos.)
-
Geef voorkeuren aan.
(Expresar preferencias.)
-
Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)
(Pronombres demostrativos (deze, die, dit, dat))
Objetivos de aprendizaje
-
Leer het karakter van mensen te beschrijven.
(Aprende a describir el carácter de las personas.)
-
Praat over persoonlijkheden.
(Hablar sobre las personalidades.)
-
Negatie
(Negación)
Objetivos de aprendizaje
-
Druk uit wat je nodig hebt.
(Expresa lo que necesitas.)
-
Vertel hoe je lichaam aanvoelt.
(Cuenta cómo se siente tu cuerpo.)
-
Verkleinwoorden
(Diminutivos)
Objetivos de aprendizaje
-
Uitdrukken van ziekte en pijn.
(Expresar enfermedad y dolor.)
-
Leg je medische toestand uit bij de dokter.
(Expresa tu condición médica en la consulta del médico.)
-
Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...
(Adverbios Anders, graag, zo, heel,...)