Zetten (poner) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de zetten (poner) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Zetten (poner) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 4: Objecten en mensen beschrijven (Describir objetos y personas.)

Lección 27: Vormen en figuren (Todo tipo de formas)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zetten (poner) Gezet (Puesto)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik zet yo pongo
jij zet tú pones
hij/zij/het zet él/ella/ello pone
wij zetten nosotros ponemos
jullie zetten vosotros ponéis
zij zetten ellos ponen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik zette yo puse
jij zette tú pusiste
hij/zij/het zette él/ella/ello puso
wij zetten nosotros pusimos
jullie zetten vosotros pusisteis
zij zetten ellos pusieron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb gezet he puesto
jij hebt/heb je gezet tú has puesto
hij/zij/het heeft gezet él/ella/eso ha puesto
wij hebben gezet nosotros hemos puesto
jullie hebben gezet vosotros habéis puesto
zij hebben gezet ellos han puesto

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb gezet yo he puesto
jij hebt gezet tú has puesto
hij/zij/het heeft gezet Él/ella/ello ha puesto
wij hebben gezet nosotros hemos puesto
jullie hebben gezet vosotros habéis puesto
zij hebben gezet ellos han puesto

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gezet hebben yo habré puesto
jij zult/zal gezet hebben tú habrás puesto
hij/zij/het zal gezet hebben Él/ella/eso habrá puesto
wij zullen gezet hebben nosotros habremos puesto
jullie zullen gezet hebben vosotros habréis puesto
zij zullen gezet hebben Ellos habrán puesto

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal hebben gezet yo habré puesto
jij zal hebben gezet tú habrás puesto
hij/zij/het zal hebben gezet él/ella lo habrá puesto
wij zullen hebben gezet nosotros habremos puesto
jullie zullen hebben gezet vosotros habréis puesto
zij zullen hebben gezet ellos habrán puesto
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou zetten yo pondría
jij zou zetten tú pondrías
hij/zij/het zou zetten Él/ella/ello pondría
wij zouden zetten nosotros pondríamos
jullie zouden zetten vosotros pondríais
zij zouden zetten ellos pondrían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou gezet hebben yo habría puesto
jij zou gezet hebben tú habrías puesto
hij/zij/het zou gezet hebben Él/ella/ello habría puesto
wij zouden gezet hebben nosotros habríamos puesto
jullie zouden gezet hebben vosotros habríais puesto
zij zouden gezet hebben ellos/ellas habrían puesto
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Zet! ¡Pon!