10K+ estudiantes - 4.8/5

Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Slapen (dormir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de slapen (dormir) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Slapen (dormir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 3: Dag tot dag (Día a día)

Lección 16: Dagelijkse routines (Rutinas diarias)

Infinitief Voltooid deelwoord
Slapen (dormir) Geslapen (Cargando traducción...)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik slaap yo duermo
jij slaapt tú duermes
hij/zij/het slaapt Él/ella/ello duerme
wij slapen nosotros dormimos
jullie slapen vosotros dormís
zij slapen ellos/ellas duermen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik sliep yo dormía
jij sliep tú dormías
hij/zij/het sliep él/ella/ello dormía
wij sliepen nosotros dormíamos
jullie sliepen vosotros dormíais
zij sliepen ellos durmieron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb geslapen he dormido
jij hebt/ heeft geslapen tú has dormido
hij/zij/het heeft geslapen Él/ella/ello ha dormido
wij hebben geslapen nosotros hemos dormido
jullie hebben geslapen vosotros habéis dormido
zij hebben geslapen ellos han dormido

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb/hebben geslapen yo he dormido
jij hebt/hebben geslapen tú has dormido
hij/zij/het heeft/hebben geslapen Él/ella/ello ha dormido
wij hebben geslapen nosotros hemos dormido
jullie hebben geslapen vosotros habéis dormido
zij hebben geslapen ellos han dormido

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal slapen yo dormiré
jij zult slapen tú dormirás
hij/zij/het zal slapen él/ella/eso dormirá
wij zullen slapen nosotros dormiremos
jullie zullen slapen vosotros dormiréis
zij zullen slapen ellos dormirán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal geslapen hebben yo habré dormido
jij zult/zal geslapen hebben tú habrás dormido
hij/zij/het zal geslapen hebben Él/ella/ello habrá dormido
wij zullen geslapen hebben nosotros habremos dormido
jullie zullen geslapen hebben vosotros habréis dormido
zij zullen geslapen hebben ellos habrán dormido
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou slapen yo dormiría
jij zou slapen tú dormirías
hij/zij/het zou slapen Él/ella dormiría
wij zouden slapen nosotros dormiríamos
jullie zouden slapen vosotros dormiríais
zij zouden slapen ellos dormirían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou geslapen hebben yo habría dormido
jij zou geslapen hebben tú habrías dormido
hij/zij/het zou geslapen hebben Él/ella/ello habría dormido
wij zouden geslapen hebben nosotros habríamos dormido
jullie zouden geslapen hebben vosotros habríais dormido
zij zouden geslapen hebben ellos habrían dormido
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Slaap! ¡Duérmete!