Holandés A1 módulo 3: Dag tot dag (Día a día)

Este es el módulo de aprendizaje 3 de 6 de nuestro temario de holandés A1. Cada módulo de aprendizaje contiene de 6 a 8 capítulos.

Objetivos de aprendizaje:

  • Praat over je dagelijkse activiteiten. (Habla sobre tus actividades cotidianas.)
  • Basisvragen stellen. (Hacer preguntas básicas.)
  • Winkelen en kopen. (Compras y adquisiciones.)

Lecciones (8)

A1:15 Dagelijks eten (Alimentación diaria)

Objetivos de aprendizaje

  • Noem het voedsel dat we dagelijks consumeren. (Nombra los alimentos que consumimos diariamente.)
  • Vertel wat je eet en drinkt. (Dí lo que comes y bebes.)
  • Nevenschikkende voegwoorden (en, maar, of, want) (Conjunciones coordinantes (en, maar, of, want))

A1:16 Dagelijkse routines (Rutinas diarias)

Objetivos de aprendizaje

  • Praat over je dagelijkse routine. (Habla sobre tu rutina diaria.)
  • Praat over gewoontes. (Hablar sobre hábitos.)
  • Wederkerende werkwoorden (zich wassen, zich scheren) (Verbos reflexivos (lavarse, afeitarse))

A1:17 Koken (Cocinar)

Objetivos de aprendizaje

  • Basisingrediënten voor koken (Ingredientes básicos para cocinar)
  • Verplichtingen uitdrukken (Expresando obligaciones)
  • Modale werkwoorden (moeten, kunnen, mogen) (Verbos modales (moeten, kunnen, mogen))

A1:18 Dingen vragen (Preguntar cosas)

Objetivos de aprendizaje

  • Stel en beantwoord vragen. (Haz preguntas y responde.)
  • Leer de vraagwoorden. (Aprende las palabras interrogativas.)
  • De uitspraak van ui, ou, eu, oe (La pronunciación de ui, ou, eu, oe)

A1:19 Prijzen en geld (Precios y dinero)

Objetivos de aprendizaje

  • Praat over geld, valuta's en betaalmethoden. (Hablar sobre dinero, divisas y métodos de pago.)
  • Vraag naar en zeg de prijs in een winkel. (Pide y di el precio en una tienda.)
  • Bijwoorden van hoeveelheid (veel, weinig, genoeg,...) (Adverbios de cantidad (veel, weinig, genoeg,...))

A1:20 Boodschappen doen (Hacer la compra)

Objetivos de aprendizaje

  • Maak een boodschappenlijst voor dagelijkse voeding en drankjes. (Escribe una lista de la compra para alimentos y bebidas diarios.)
  • Vraag een winkelmedewerker naar een product in de supermarkt. (Pregunta a un dependiente sobre un producto en el supermercado.)
  • Uitspraak van 'e', 'ee' en 'e' (Pronunciación de 'e', 'ee' y 'e')

A1:21 In de kledingwinkel (En la tienda de ropa)

Objetivos de aprendizaje

  • Beschrijf alledaagse kleding. (Describe la ropa de diario.)
  • Vraag naar beschikbaarheid in een kledingwinkel. (Preguntar por disponibilidad en una tienda de ropa.)
  • Vraag om uw maat. (Pide tu talla.)
  • Persoonlijke voornaamwoorden: voorwerp (mij, jou, hem,...) (Pronombres personales: objeto (mij, jou, hem,...))

A1:22 Lichaamsdelen (Partes del cuerpo)

Objetivos de aprendizaje

  • Leer de basis lichaamsdelen kennen. (Conoce las partes básicas del cuerpo.)
  • Basiszinnen om uw gezondheid te beschrijven. (Frases básicas para describir tu salud.)
  • Veel gebruikte onregelmatige werkwoorden (Verbos irregulares más frecuentes)