- En verbos débiles: ge- + raíz + -d/-t.
- 't kofschip determina si escribes -t o -d en los verbos débiles.
- Los verbos fuertes no tienen una raíz fija y sufren un cambio de vocal.
Categorie (Categoría) | Infinitief (Infinitivo) | Voltooid deelwoord (participio pasado) |
---|---|---|
Zwak (-t) | werken (trabajar) maken (hacer) | gewerkt (trabajado) gemaakt (hecho) |
Zwak (-d) | reizen (viajar) plannen (planear) | gereisd (viajado) gepland (planeado) |
Sterk: -en | komen (venir) kijken (mirar) | gekomen (venido) gekeken (mirado) |
Sterk: klinkerverandering | vinden (encontrar) helpen (ayudar) | gevonden (encontrado) geholpen (ayudado) |
Sterk: medeklinkerverandering | brengen (traer) denken (pensar) | gebracht (traído) gedacht (pensado) |
Onregelmatig | zijn (ser) hebben (haber) doen (hacer) | geweest (estado) gehad (tenido) gedaan (hecho) |
Ejercicio 1: Voltooid deelwoord: sterke en zwakke werkwoorden
Instrucción: Rellena la palabra correcta.
geraadpleegd, gegaan, gebruikt, gepland, gebracht, gereisd, genomen, kerk, gemaakt
Ejercicio 2: Opción múltiple
Instrucción: Elige en cada bloque la frase correcta con el participio pasado según las reglas para verbos fuertes y débiles.