Vragen (preguntar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de vragen (preguntar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Vragen (preguntar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 3: Dag tot dag (Día a día)

Lección 18: Dingen vragen (Preguntar cosas)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vragen (preguntar) Gevraagd (Preguntado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) vraag yo pregunto
(jij) vraagt tú preguntas
(hij/zij/het) vraagt él/ella/eso pregunta
(wij) vragen nosotros preguntamos
(jullie) vragen vosotros preguntáis
(zij) vragen ellas preguntan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) vroeg yo pregunté
(jij) vroeg tú preguntaste
(hij/zij/het) vroeg él/ella/ello preguntó
(wij) vroegen nosotros preguntamos
(jullie) vroegen vosotros preguntasteis
(zij) vroegen ellas preguntaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gevraagd yo he preguntado
(jij) hebt gevraagd tú has preguntado
(hij/zij/het) heeft gevraagd él/ella/ello ha preguntado
(wij) hebben gevraagd nosotros hemos preguntado
(jullie) hebben gevraagd vosotros habéis preguntado
(zij) hebben gevraagd ellos han preguntado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gevraagd yo he preguntado
(jij) hebt gevraagd/heb je gevraagd tú has preguntado
(hij/zij/het) heeft gevraagd él/ella/ello ha preguntado
(wij) hebben gevraagd nosotros hemos preguntado
(jullie) hebben gevraagd vosotros habéis preguntado
(zij) hebben gevraagd ellos han preguntado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal gevraagd hebben yo habré preguntado
(jij) zult gevraagd hebben tú habrás preguntado
(hij/zij/het) zal gevraagd hebben él/ella/ello habrá preguntado
(wij) zullen gevraagd hebben nosotros habremos preguntado
(jullie) zullen gevraagd hebben vosotros preguntaréis
(zij) zullen gevraagd hebben ellos habrán preguntado

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal gevraagd hebben yo habré preguntado
(jij) zult/zal gevraagd hebben tú habrás preguntado
(hij/zij/het) zal gevraagd hebben él/ella/ello habrá preguntado
(wij) zullen gevraagd hebben nosotros habremos preguntado
(jullie) zullen gevraagd hebben vosotros habréis preguntado
(zij) zullen gevraagd hebben ellos habrán preguntado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou vragen yo preguntaría
(jij) zou vragen tú preguntarías
(hij/zij/het) zou vragen él/ella/eso preguntaría
(wij) zouden vragen nosotros preguntaríamos
(jullie) zouden vragen vosotros preguntaríais
(zij) zouden vragen ellas preguntarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou gevraagd hebben yo habría preguntado
(jij) zou gevraagd hebben tú habrías preguntado
(hij/zij/het) zou gevraagd hebben él/ella/ello habría preguntado
(wij) zouden gevraagd hebben nosotros habríamos preguntado
(jullie) zouden gevraagd hebben vosotros habríais preguntado
(zij) zouden gevraagd hebben ellos habrían preguntado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Vraag! pregunta