Vinden (encontrar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de vinden (encontrar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Vinden (encontrar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 4: Objecten en mensen beschrijven (Describir objetos y personas.)

Lección 24: Kleuren (Colores)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vinden (encontrar) Gevonden (Encontrado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) vind yo encuentro
(jij) vindt/vind tú encuentras
(hij/zij/het) vindt él/ella/ello encuentra
(wij) vinden nosotros encontramos
(jullie) vinden vosotros encontráis
(zij) vinden ellos encuentran

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) vond yo encontré
(jij) vond/vondt tú encontraste
(hij/zij/het) vond él/ella/eso encontró
(wij) vonden nosotros encontramos
(jullie) vonden vosotros encontrasteis
(zij) vonden ellas encontraron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gevonden yo he encontrado
(jij) hebt/heb gevonden tú has encontrado
(hij/zij/het) heeft gevonden él/ella/ello ha encontrado
(wij) hebben gevonden nosotros hemos encontrado
(jullie) hebben gevonden vosotros habéis encontrado
(zij) hebben gevonden Ellos han encontrado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb/zijn gevonden yo he encontrado
(jij) hebt/zijn gevonden tú has encontrado
(hij/zij/het) heeft/zijn gevonden él/ella/ello ha encontrado
(wij) hebben/zijn gevonden nosotros hemos encontrado
(jullie) hebben/zijn gevonden vosotros habéis encontrado
(zij) hebben/zijn gevonden ellos han encontrado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gevonden hebben habré encontrado
jij zal gevonden hebben / zul jij gevonden hebben tú habrás encontrado
hij/zij/het zal gevonden hebben Él/ella/ello habrá encontrado
wij zullen gevonden hebben nosotros habremos encontrado
jullie zullen gevonden hebben vosotros habréis encontrado
zij zullen gevonden hebben ellos/ellas habrán encontrado

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal hebben gevonden yo habré encontrado
(jij) zal hebben gevonden tú habrás encontrado
(hij/zij/het) zal hebben gevonden él/ella/ello habrá encontrado
(wij) zullen hebben gevonden nosotros habremos encontrado
(jullie) zullen hebben gevonden vosotros habréis encontrado
(zij) zullen hebben gevonden ellos habrán encontrado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou vinden yo encontraría
(jij) zou vinden tú encontrarías
(hij/zij/het) zou vinden él/ella/ello encontraría
(wij) zouden vinden nosotros encontraríamos
(jullie) zouden vinden vosotros encontraríais
(zij) zouden vinden ellos encontrarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou gevonden hebben yo habría encontrado
(jij) zou gevonden hebben tú habrías encontrado
(hij/zij/het) zou gevonden hebben él/ella/ello habría encontrado
(wij) zouden gevonden hebben nosotros habríamos encontrado
(jullie) zouden gevonden hebben vosotros habríais encontrado
(zij) zouden gevonden hebben ellos habrían encontrado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Vind! Encuentra