Stemmen (votar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de stemmen (votar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Stemmen (votar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A2

Módulo 2: Maatschappij en overheid (Sociedad y gobierno)

Lección 15: De regering en verkiezingen (El gobierno y las elecciones)

Infinitief Voltooid deelwoord
Stemmen (votar) Gestemd (votó)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) stem yo voto
(jij) stemt/stem tú votas/votas
(hij/zij/het) stemt él/ella/eso vota
(wij) stemmen nosotros votamos
(jullie) stemmen vosotros votáis
(zij) stemmen ellas votan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) stemde yo voté
(jij) stemde/stemde tú votaste
(hij/zij/het) stemde él/ella/ello votó
(wij) stemden nosotros votamos
(jullie) stemden vosotros votasteis
(zij) stemden ellas votaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gestemd yo he votado
(jij) hebt gestemd/hebt gestemd tú has votado
(hij/zij/het) heeft gestemd él/ella/eso ha votado
(wij) hebben gestemd nosotros hemos votado
(jullie) hebben gestemd vosotros habéis votado
(zij) hebben gestemd ellos han votado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gestemd yo voté
(jij) hebt gestemd / hebt gestemd tú has votado / has votado
(hij/zij/het) heeft gestemd él/ella/ello ha votado
(wij) hebben gestemd nosotros hemos votado
(jullie) hebben gestemd vosotros habéis votado
(zij) hebben gestemd ellos han votado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal stemmen yo votaré
(jij) zult stemmen / zal stemmen tú votarás
(hij/zij/het) zal stemmen él/ella/ello votará
(wij) zullen stemmen nosotros votaremos
(jullie) zullen stemmen vosotros votaréis
(zij) zullen stemmen ellos votarán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal gestemd hebben yo habré votado
(jij) zal gestemd hebben / zul gestemd hebben tú habrás votado
(hij/zij/het) zal gestemd hebben él/ella/eso habrá votado
(wij) zullen gestemd hebben nosotros habremos votado
(jullie) zullen gestemd hebben vosotros habréis votado
(zij) zullen gestemd hebben ellos habrán votado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou stemmen yo votaría
(jij) zou stemmen tú votarías
(hij/zij/het) zou stemmen él/ella/vosotros votaría
(wij) zouden stemmen nosotros votaríamos
(jullie) zouden stemmen vosotros votaríais
(zij) zouden stemmen ellos votarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou gestemd hebben yo habría votado
jij zou gestemd hebben / zou je gestemd hebben tú hubieras votado / tú habrías votado
hij/zij/het zou gestemd hebben él/ella/ello habría votado
wij zouden gestemd hebben nosotros hubiéramos votado
jullie zouden gestemd hebben vosotros votaríais
zij zouden gestemd hebben ellos habrían votado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Stem! tú vota