Investeren (invertir) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futuro imperfecto, modo imperativo)

 Investeren (invertir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Investeren - Conjugación de invertir en neerlandés: tabla de conjugación, ejemplos y ejercicios en el futuro perfecto, modo indicativo (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futuro imperfecto, modo imperativo)

Todas las conjugaciones y tiempos: Investeren (invertir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Plan de estudios: Clase de neerlandés - Mijn eigen bedrijf (Mi propio negocio)

Conjugación de invertir en tiempo futuro simple (OTTk)

Neerlandés Español
(ik) zal investeren/zal gaan investeren Yo invertiré/iré a invertir
(jij) zult investeren/zult gaan investeren tú vas a invertir
(hij/zij/het) zal investeren/zal gaan investeren él/ella/ello va a invertir
(wij) zullen investeren/zullen gaan investeren nosotros invertiremos/nosotros vamos a invertir
(jullie) zullen investeren/zullen gaan investeren vosotros vais a invertir
(zij) zullen investeren/zullen gaan investeren ellos invertirán/ellos van a invertir

Frases de ejemplo

Neerlandés Español
Ik zal investeren in de boekhouding van het bedrijf. Invertiré en la contabilidad de la empresa.
Jij zult investeren om de marketing te verbeteren. Tú invertirás para mejorar el marketing.
Hij zal investeren zodat de winst kan groeien. Él invertirá para que las ganancias puedan crecer.
Wij zullen investeren in de groei van ons bedrijf. Nosotros invertiremos en el crecimiento de nuestra empresa.
Jullie zullen investeren om de kosten te verlagen. Ustedes invertirán para reducir los costos.
Zij zullen investeren om de administratie te organiseren. Ellos invertirán para organizar la administración.

Ejercicio: Conjugación verbal

Instrucción: Elige la forma correcta.

Mostrar traducción Mostrar respuestas

investeren, zal, zullen, zult

1.
Zij ... ... om de administratie te organiseren.
(Ellos invertirán para organizar la administración.)
2.
Jij ... ... om de marketing te verbeteren.
(Tú invertirás para mejorar el marketing.)
3.
Hij ... ... zodat de winst kan groeien.
(Él invertirá para que las ganancias puedan crecer.)
4.
Wij ... ... in de groei van ons bedrijf.
(Nosotros invertiremos en el crecimiento de nuestra empresa.)
5.
Jullie ... ... om de kosten te verlagen.
(Ustedes invertirán para reducir los costos.)
6.
Ik ... ... in de boekhouding van het bedrijf.
(Invertiré en la contabilidad de la empresa.)