10K+ estudiantes - 4.8/5

Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Doen (hacer) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de doen (hacer) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Doen (hacer) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 3: Dag tot dag (Día a día)

Lección 16: Dagelijkse routines (Rutinas diarias)

Infinitief Voltooid deelwoord
Doen (hacer) Gedaan (Hecho)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik doe yo hago
jij doet tú haces
hij/zij/het doet él/ella/ello hace
wij doen nosotros hacemos
jullie doen vosotros hacéis
zij doen ellas/ellos hacen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik deed yo hice
jij deed tú hiciste
hij/zij/het deed él hizo
wij deden nosotros hicimos
jullie deden vosotros hicisteis
zij deden ellos/ellas hicieron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb gedaan yo he hecho
jij hebt/ hebt gedaan tú has hecho
hij/zij/het heeft gedaan Él/ella/ello ha hecho
wij hebben gedaan nosotros hemos hecho
jullie hebben gedaan vosotros habéis hecho
zij hebben gedaan ellos/ellas han hecho

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb gedaan yo he hecho
jij hebt/heb gedaan tú has hecho
hij/zij/het heeft gedaan él/ella/ello ha hecho
wij hebben gedaan nosotros hemos hecho
jullie hebben gedaan vosotros/vosotras habéis hecho
zij hebben gedaan ellos han hecho

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal doen yo haré
jij zult/zal doen tú harás
hij/zij/het zal doen Él/ella/ello hará
wij zullen doen nosotros haremos
jullie zullen doen vosotros haréis
zij zullen doen ellos/ellas harán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gedaan hebben yo habré hecho
jij zal gedaan hebben tú habrás hecho
hij/zij/het zal gedaan hebben Él/ella/ello habrá hecho
wij zullen gedaan hebben nosotros habremos hecho
jullie zullen gedaan hebben vosotros habréis hecho
zij zullen gedaan hebben Ellos habrán hecho
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou doen yo haría
jij zou doen tú harías
hij/zij/het zou doen él/ella/eso haría
wij zouden doen nosotros haríamos
jullie zouden doen vosotros haríais
zij zouden doen ellos/ellas harían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou gedaan hebben yo habría hecho
jij zou gedaan hebben tú habrías hecho
hij/zij/het zou gedaan hebben Él/ella/ello habría hecho
wij zouden gedaan hebben nosotros habríamos hecho
jullie zouden gedaan hebben vosotros habríais hecho
zij zouden gedaan hebben ellos habrían hecho
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Doe! ¡Hazlo!