Afstuderen (graduarse) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de afstuderen (graduarse) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Afstuderen (graduarse) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A2

Módulo 2: Maatschappij en overheid (Sociedad y gobierno)

Lección 14: Universitaire opleiding (Título universitario)

Infinitief Voltooid deelwoord
Afstuderen (graduarse) Afgestudeerd (graduado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) studeer af/slaag af yo me gradúo / yo me gradúo
(jij) studeert af/slaagt af tú te gradúas apruebas
(hij/zij/het) studeert af/slaagt af él/ella/ello se gradúa
(wij) studeren af/ slagen af nosotros nos graduamos/nosotros suspendemos
(jullie) studeren af/slagen af vosotros/as os graduáis aprobáis
(zij) studeren af/slagen af ellas se gradúan/aprueban

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) studeerde af / studeerde af yo me gradué / me gradué
(jij) studeerde af / studeerde af tú te graduaste
(hij/zij/het) studeerde af / studeerde af él/ella/ello se graduó
(wij) studeerden af nosotros nos graduamos
(jullie) studeerden af vosotros os graduasteis
(zij) studeerden af Ellos se graduaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb afgestudeerd yo he graduado
(jij) hebt afgestudeerd / hebt afgemaakt tú has graduado / has terminado
(hij/zij/het) heeft afgestudeerd él/ella/ello se ha graduado
(wij) hebben afgestudeerd nosotros hemos graduado
(jullie) hebben afgestudeerd vosotros habéis graduado
(zij) hebben afgestudeerd ellas se han graduado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik was afgestudeerd yo me gradué
jij was afgestudeerd / was jij afgestudeerd tú habías terminado / habías terminado tú
hij/zij/het was afgestudeerd él/ella/ello se graduó
wij waren afgestudeerd nosotros nos graduamos
jullie waren afgestudeerd vosotros os graduasteis
zij waren afgestudeerd ellos se graduaron

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal afstuderen yo me graduaré
(jij) zal afstuderen / zult afstuderen tú te graduarás
(hij/zij/het) zal afstuderen él/ella/ello se graduará
(wij) zullen afstuderen nosotros nos graduaremos
(jullie) zullen afstuderen vosotros os graduaréis
(zij) zullen afstuderen ellas se graduarán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal zijn afgestudeerd yo habré terminado mis estudios
(jij) zal zijn afgestudeerd / zult zijn afgestudeerd tú habrás terminado tus estudios / vosotros habréis terminado vuestros estudios
(hij/zij/het) zal zijn afgestudeerd él/ella/ello se habrá graduado
(wij) zullen zijn afgestudeerd nosotros habremos graduado
(jullie) zullen zijn afgestudeerd vosotros habréis graduado
(zij) zullen zijn afgestudeerd ellos habrán graduado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou zijn afgestudeerd yo me graduaría
jij zou zijn afgestudeerd / zou afgestudeerd zijn tú te habrías graduado
hij/zij/het zou zijn afgestudeerd / zou afgestudeerd zijn él/ella/ello se graduaría
wij zouden zijn afgestudeerd nosotros nos graduaríamos
jullie zouden zijn afgestudeerd vosotros os graduaríais
zij zouden zijn afgestudeerd ellos se graduarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou afgestudeerd zijn yo me habría graduado
jij zou afgestudeerd zijn tú te habrías graduado
(hij/zij/het) hij zou afgestudeerd zijn él se habría graduado
wij zouden afgestudeerd zijn nosotros nos habríamos graduado
jullie zouden afgestudeerd zijn vosotros os habríais graduado
zij zouden afgestudeerd zijn ellos se habrían graduado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Afstudeer! tú gradúate