- Los adjetivos suelen colocarse antes del sustantivo.
- El adjetivo suele llevar una -e.
Woordeinde (Terminación de palabra) | Voorbeeld (Ejemplo) | ||
---|---|---|---|
+e | Enkelvoud (Singular) | de het | de grote hond (el perro grande) het dikke boek (el libro gordo) |
Meervoud (Plural) | de | de mooie huizen (las casas bonitas) | |
Met 'een' | de-woorden | een grote hond (un perro grande) | |
deze, dit, die, dat + bijvoeglijk naamwoord | deze grote auto (este coche grande) dit schattige kind (este niño adorable) dat leuke boek (ese libro divertido) | ||
bezittelijk voornaamwoord + bijvoeglijk naamwoord | mijn nieuwe auto (mi coche nuevo) jouw oude huis (tu casa vieja) onze mooie auto (nuestro bonito coche) | ||
- | Met 'een' | het-woorden | een dik boek (un libro grueso) |
Zijn + worden | Hij wordt groot. (Él se hace grande.) Ik ben erg ziek. (Estoy muy enfermo.) | ||
Een zelfstandig bijvoeglijk naamwoord na "wat" | Wat lief van je! (¡Qué dulce de tu parte!) Wat goed! (¡Qué bien!) |
Ejercicio 1: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e
Instrucción: Rellena la palabra correcta.
duurzaam, grote, elektrische, aardig, lange, mooi, gevaarlijke, favoriete
1.
Gevaarlijk:
Die ... fietser had bijna een ongeval veroorzaakt.
(El ciclista peligroso casi provocó un accidente.)
2.
Favoriet:
Onze ... treinrit is door de bergen.
(Nuestro viaje en tren favorito es por las montañas.)
3.
Mooi:
Dat is een ... voorbeeld van duurzaam vervoer.
(Eso es un buen ejemplo de transporte sostenible.)
4.
Elektrisch:
Mijn ... auto rijdt heel stil.
(Mi coche eléctrico circula muy silencioso.)
5.
Groot:
We hebben dat ... huis gekocht in de stad.
(Hemos comprado esa gran casa en la ciudad.)
6.
Duurzaam:
Het is een ... idee om met de fiets te gaan.
(Es una idea sostenible ir en bicicleta.)
7.
Aardig:
Wat ... van je om mee te fietsen!
(¡Qué amable de tu parte ir en bicicleta conmigo!)
8.
Lang:
Die ... rit was echt vermoeiend.
(El viaje largo fue realmente agotador.)
Ejercicio 2: Opción múltiple
Instrucción: Elige la frase correcta con el uso adecuado del adjetivo, con o sin -e, que encaje con el contexto del transporte diario.
1.
Na 'een' moet het bijvoeglijk naamwoord bij een de-woord ook een -e krijgen: 'snelle', niet 'snel'.
Bij een de-woord moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'snelle' in plaats van 'snel'.
2.
Zonder lidwoord moet het bijvoeglijk naamwoord bij een de-woord ook een -e krijgen, maar hier mist het lidwoord, waardoor de zin onvolledig klinkt.
Na 'een' bij een de-woord moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'nieuwe', niet 'nieuw'.
3.
'Weg' is een de-woord; daarom is 'dit' (voor het-woorden) onjuist in deze context.
Na 'deze' moet het bijvoeglijk naamwoord een -e krijgen: 'brede'.
4.
'Boek' is een het-woord en gebruikt het lidwoord 'het', niet 'de'; bovendien krijgt het bijvoeglijk naamwoord bij 'de' een -e, maar hier is het lidwoord onjuist.
Bij het het-woord 'boek' met 'een' hoort het bijvoeglijk naamwoord zonder -e: 'dik', niet 'dikke'.