Zeggen (decir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de zeggen (decir) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Zeggen (decir) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 1: Jezelf voorstellen (Presentarse)

Lección 2: Je naam zeggen (Decir tu nombre)

Infinitief Voltooid deelwoord
Zeggen (decir) Gezegd (Dicho)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) zeg yo digo
(jij) zegt / zeg tú dices
(hij/zij/het) zegt él/ella/eso dice
(wij) zeggen nosotros decimos
(jullie) zeggen vosotros decís
(zij) zeggen ellas dicen

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) zei yo dije
(jij) zei/zeide tú dijiste
(hij/zij/het) zei/zeide él/ella/ello dijo
(wij) zeiden/zeiden nosotros dijimos
(jullie) zeiden/zeiden vosotros dijisteis
(zij) zeiden/zeiden ellos dijeron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gezegd yo he dicho
(jij) hebt/Heeft gezegd tú has dicho
(hij/zij/het) heeft gezegd él/ella/eso ha dicho
(wij) hebben gezegd nosotros hemos dicho
(jullie) hebben gezegd vosotros habéis dicho
(zij) hebben gezegd ellos han dicho

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb gezegd yo he dicho
(jij) hebt/heb gezegd tú has dicho
(hij/zij/het) heeft gezegd él/ella/eso ha dicho
(wij) hebben gezegd nosotros dijimos
(jullie) hebben gezegd vosotros habéis dicho
(zij) hebben gezegd ellos han dicho

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal zeggen yo diré
(jij) zult/zal zeggen tú dirás
(hij/zij/het) zal zeggen él/ella/ello dirá
(wij) zullen zeggen nosotros diremos
(jullie) zullen zeggen vosotros diréis
(zij) zullen zeggen ellos dirán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal hebben gezegd / zal gezegd hebben yo habré dicho
(jij) zult hebben gezegd / zal gezegd hebben tú habrás dicho
(hij/zij/het) zal hebben gezegd / zal gezegd hebben él/ella/ello habrá dicho
(wij) zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben nosotros habremos dicho
(jullie) zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben vosotros habréis dicho
(zij) zullen hebben gezegd / zullen gezegd hebben ellos habrán dicho
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou zeggen yo diría
(jij) zou zeggen tú dirías
(hij/zij/het) zou zeggen él/ella/eso diría
(wij) zouden zeggen nosotros diríamos
(jullie) zouden zeggen vosotros diríais
(zij) zouden zeggen ellos dirían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou gezegd hebben yo habría dicho
(jij) zou gezegd hebben tú habrías dicho
(hij/zij/het) zou gezegd hebben él/ella/ello habría dicho
(wij) zouden gezegd hebben nosotros habríamos dicho
(jullie) zouden gezegd hebben vosotros habríais dicho
(zij) zouden gezegd hebben ellos habrían dicho
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Zeg! di