Voorbereiden (preparar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de voorbereiden (preparar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Voorbereiden (preparar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 1: Jezelf voorstellen (Presentarse)

Lección 6: Je leeftijd zeggen (Decir tu edad)

Infinitief Voltooid deelwoord
Voorbereiden (Preparar) Voorbereid (Preparado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) bereid voor yo preparo
(jij) bereidt voor / bereid je voor tú preparas/preparas
(hij/zij/het) bereidt voor él/ella/eso prepara
(wij) bereiden voor nosotros preparamos
(jullie) bereiden voor vosotros preparáis
(zij) bereiden voor ellos preparan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) bereidde voor yo preparé
(jij) bereidde voor tú preparaste
(hij/zij/het) bereidde voor él/ella/ello preparó
(wij) bereidden voor nosotros preparábamos
(jullie) bereidden voor vosotros preparabais
(zij) bereidden voor ellos prepararon

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb voorbereid yo he preparado
(jij) hebt voorbereid tú has preparado
(hij/zij/het) heeft voorbereid él/ella/ello ha preparado
(wij) hebben voorbereid nosotros hemos preparado
(jullie) hebben voorbereid vosotros habéis preparado
(zij) hebben voorbereid ellos han preparado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb voorbereid yo he preparado
(jij) hebt voorbereid tú has preparado
(hij/zij/het) heeft voorbereid él/ella/eso ha preparado
(wij) hebben voorbereid nosotros hemos preparado
(jullie) hebben voorbereid vosotros habéis preparado
(zij) hebben voorbereid ellos han preparado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal voorbereiden yo prepararé
(jij) zult/zal voorbereiden tú prepararás
(hij/zij/het) zal voorbereiden él/ella/ello preparará
(wij) zullen voorbereiden nosotros prepararemos
(jullie) zullen voorbereiden vosotros prepararéis
(zij) zullen voorbereiden ellos prepararán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal hebben voorbereid yo habré preparado
(jij) zult hebben voorbereid tú habrás preparado
(hij/zij/het) zal hebben voorbereid él/ella/ello habrá preparado
(wij) zullen hebben voorbereid nosotros habremos preparado
(jullie) zullen hebben voorbereid vosotros habréis preparado
(zij) zullen hebben voorbereid ellos habrán preparado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou voorbereiden yo prepararía
(jij) zou voorbereiden tú prepararías
(hij/zij/het) zou voorbereiden él/ella/eso prepararía
(wij) zouden voorbereiden nosotros prepararíamos
(jullie) zouden voorbereiden vosotros prepararíais
(zij) zouden voorbereiden ellos prepararían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou voorbereid hebben yo habría preparado
(jij) zou voorbereid hebben tú habrías preparado
(hij/zij/het) zou voorbereid hebben él/ella/ello habría preparado
(wij) zouden voorbereid hebben nosotros habríamos preparado
(jullie) zouden voorbereid hebben vosotros habríais preparado
(zij) zouden voorbereid hebben ellos habrían preparado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Bereid voor! ¡Prepárate!