Vliegen (volar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de vliegen (volar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Vliegen (volar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 6: De stad en het dorp (La ciudad y el pueblo)

Lección 42: Transport (Transporte)

Infinitief Voltooid deelwoord
Vliegen (Volar) Gevlogen (volado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik vlieg yo vuelo
jij vliegt tú vuelas
hij/zij/het vliegt Él/ella/eso vuela
wij vliegen nosotros volamos
jullie vliegen vosotros voláis
zij vliegen ellos vuelan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik vloog yo volé
jij vloog tú volaste
hij/zij/het vloog él/ella voló
wij vlogen nosotros volamos
jullie vlogen vosotros volasteis
zij vlogen ellos volaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb gevlogen he volado
jij hebt/heb gevlogen tú has volado
hij/zij/het heeft gevlogen Él/ella/ello ha volado
wij hebben gevlogen nosotros hemos volado
jullie hebben gevlogen vosotros habéis volado
zij hebben gevlogen ellos/ellas han volado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb gevlogen yo he volado
jij hebt gevlogen tú has volado
hij/zij/het heeft gevlogen Él/ella/ello ha volado
wij hebben gevlogen nosotros hemos volado
jullie hebben gevlogen vosotros habéis volado
zij hebben gevlogen ellos han volado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gevlogen zijn yo habré volado
jij zult/zal gevlogen zijn tú habrás volado
hij/zij/het zal gevlogen zijn Él/ella/ello habrá volado
wij zullen gevlogen zijn nosotros habremos volado
jullie zullen gevlogen zijn vosotros habréis volado
zij zullen gevlogen zijn ellos habrán volado

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gevlogen hebben yo habré volado
jij zult/zal gevlogen hebben tú habrás volado
hij/zij/het zal gevlogen hebben Él/ella/ello habrá volado
wij zullen gevlogen hebben nosotros habremos volado
jullie zullen gevlogen hebben vosotros habréis volado
zij zullen gevlogen hebben ellos habrán volado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou vliegen yo volaría
jij zou vliegen tú volarías
hij/zij/het zou vliegen Él/ella/eso volaría
wij zouden vliegen nosotros volaríamos
jullie zouden vliegen vosotros volaríais
zij zouden vliegen ellos volarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou gevlogen hebben yo habría volado
jij zou gevlogen hebben tú habrías volado
hij/zij/het zou gevlogen hebben Él/ella habría volado
wij zouden gevlogen hebben nosotros habríamos volado
jullie zouden gevlogen hebben vosotros habríais volado
zij zouden gevlogen hebben ellos habrían volado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Vlieg! ¡Vuela!