Luisteren (escuchar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de luisteren (escuchar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Luisteren (escuchar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 6: De stad en het dorp (La ciudad y el pueblo)

Lección 41: Hobby's beschrijven (Describir pasatiempos)

Infinitief Voltooid deelwoord
Luisteren (Escuchar) Geluisterd (Escuchado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) luister yo escucho
(jij) luister/luistert tú escuchas
(hij/zij/het) luistert él/ella/ello escucha
(wij) luisteren nosotros escuchamos
(jullie) luisteren vosotros escucháis
(zij) luisteren ellos escuchan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) luisterde yo escuchaba
(jij) luisterde tú escuchaste
(hij/zij/het) luisterde él/ella/ello escuchó
(wij) luisterden nosotros escuchamos
(jullie) luisterden vosotros escuchasteis
(zij) luisterden ellos escucharon

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb geluisterd Yo he escuchado
(jij) hebt/luistert tú has escuchado
(hij/zij/het) heeft geluisterd él/ella/ello ha escuchado
(wij) hebben geluisterd nosotros hemos escuchado
(jullie) hebben geluisterd vosotros habéis escuchado
(zij) hebben geluisterd ellos han escuchado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb geluisterd yo he escuchado
(jij) hebt/heeft geluisterd tú has escuchado
(hij/zij/het) heeft geluisterd él/ella/eso ha escuchado
(wij) hebben geluisterd nosotros hemos escuchado
(jullie) hebben geluisterd vosotros habéis escuchado
(zij) hebben geluisterd ellos han escuchado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal geluisterd hebben yo habré escuchado
(jij) zult geluisterd hebben tú habrás escuchado
(hij/zij/het) zal geluisterd hebben él/ella/ello habrá escuchado
(wij) zullen geluisterd hebben nosotros habremos escuchado
(jullie) zullen geluisterd hebben vosotros habréis escuchado
(zij) zullen geluisterd hebben ellos habrán escuchado

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal hebben geluisterd yo habré escuchado
(jij) zult/zal hebben geluisterd tú habrás escuchado
(hij/zij/het) zal hebben geluisterd él/ella/ello habrá escuchado
(wij) zullen hebben geluisterd nosotros habremos escuchado
(jullie) zullen hebben geluisterd vosotros habréis escuchado
(zij) zullen hebben geluisterd ellos habrán escuchado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou luisteren yo escucharía
(jij) zou luisteren tú escucharías
(hij/zij/het) zou luisteren él/ella/ello escucharía
(wij) zouden luisteren nosotros escucharíamos
(jullie) zouden luisteren vosotros escucharíais
(zij) zouden luisteren ellos escucharían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou geluisterd hebben yo habría escuchado
(jij) zou geluisterd hebben tú habrías escuchado
(hij/zij/het) zou geluisterd hebben él/ella/eso habría escuchado
(wij) zouden geluisterd hebben nosotros habríamos escuchado
(jullie) zouden geluisterd hebben vosotros habríais escuchado
(zij) zouden geluisterd hebben ellos habrían escuchado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Luister! ¡Escucha!