10K+ estudiantes - 4.8/5

Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Gebruiken (usar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de gebruiken (usar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

Gebruiken (usar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 6: De stad en het dorp (La ciudad y el pueblo)

Lección 38: Dagelijkse diensten (Servicios cotidianos)

Infinitief Voltooid deelwoord
Gebruiken (Usar) Gebruikt (Cargando traducción...)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik gebruik yo uso
jij gebruikt tú usas
hij/zij/het gebruikt él/ella/ello usa
wij gebruiken nosotros usamos
jullie gebruiken vosotros usáis
zij gebruiken ellos/ellas usan

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik gebruikte yo usaba
jij gebruikte tú usaste
hij/zij/het gebruikte él/ella/ello usó
wij gebruikten nosotros usábamos
jullie gebruikten vosotros usasteis
zij gebruikten ellos usaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb gebruikt yo he usado
jij hebt/heb gebruikt tú has usado
hij/zij/het heeft gebruikt Él/ella/ello ha usado
wij hebben gebruikt nosotros hemos usado
jullie hebben gebruikt vosotros habéis usado
zij hebben gebruikt ellos han usado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb gebruikt yo he usado
jij hebt/heb gebruikt tú has usado
hij/zij/het heeft gebruikt Él/ella/ello ha usado
wij hebben gebruikt nosotros hemos usado
jullie hebben gebruikt vosotros habéis usado
zij hebben gebruikt ellos/ellas han usado

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal gebruiken yo usaré
jij zult gebruiken tú usarás
hij/zij/het zal gebruiken él/ella/ello usará
wij zullen gebruiken nosotros usaremos
jullie zullen gebruiken vosotros usaréis
zij zullen gebruiken ellos/ellas usarán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal hebben gebruikt yo habré usado
jij zult/zal hebben gebruikt tú habrás usado
hij/zij/het zal hebben gebruikt Él/ella/ello habrá usado
wij zullen hebben gebruikt nosotros habremos usado
jullie zullen hebben gebruikt vosotros habréis usado
zij zullen hebben gebruikt ellos/ellas habrán usado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou gebruiken yo usaría
jij zou gebruiken tú usarías
hij/zij/het zou gebruiken él/ella/ello usaría
wij zouden gebruiken nosotros usaríamos
jullie zouden gebruiken vosotros usaríais
zij zouden gebruiken ellos usarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou gebruikt hebben yo habría usado
jij zou gebruikt hebben tú habrías usado
hij/zij/het zou gebruikt hebben Él/ella/ello habría usado
wij zouden gebruikt hebben nosotros habríamos usado
jullie zouden gebruikt hebben vosotros habríais usado
zij zouden gebruikt hebben ellos habrían usado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Gebruik! ¡Usa!