Communiceren (comunicar) - Conjugación de verbos y ejercicios Compartir ¡Copiado!

Conjugación de communiceren (comunicar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A2

Módulo 6: Op het werk (En el trabajo)

Lección 39: Teamwerk (Trabajo en equipo)

Infinitief	Voltooid deelwoord
Communiceren (Comunicar)	Gecommuniceerd (comunicado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Neerlandés	Español
(ik) communiceer	yo comunico
(jij) communiceert/communiceer	tú comunicas/comunica
(hij/zij/het) communiceert	él/ella/ello comunica
(wij) communiceren	nosotros comunicamos
(jullie) communiceren	vosotros comunicáis
(zij) communiceren	ellas comunican

Neerlandés	Español
(ik) communi-ceerde	yo comuniqué
(jij) communi-ceerde/commu-niceerde	tú comunicaste
(hij/zij/het) communi-ceerde	él/ella/eso comunicó
(wij) communi-ceerden	nosotros comunicamos
(jullie) communi-ceerden	vosotros comunicasteis
(zij) communi-ceerden	Ellos comunicaban

Neerlandés	Español
(ik) heb gecommuniceerd	yo he comunicado
(jij) hebt gecommuniceerd / hebt gecommuniceerd	tú has comunicado
(hij/zij/het) heeft gecommuniceerd	él/ella/ello ha comunicado
(wij) hebben gecommuniceerd	nosotros hemos comunicado
(jullie) hebben gecommuniceerd	vosotros habéis comunicado
(zij) hebben gecommuniceerd	ellos han comunicado

Neerlandés	Español
(ik) heb gecommuniceerd	Yo he comunicado
(jij) hebt/heb gecommuniceerd	tú has comunicado
(hij/zij/het) heeft gecommuniceerd	Él/ella/eso ha comunicado
(wij) hebben gecommuniceerd	nosotros hemos comunicado
(jullie) hebben gecommuniceerd	vosotros habéis comunicado
(zij) hebben gecommuniceerd	ellos han comunicado

Neerlandés	Español
(ik) zal communiceren	yo comunicaré
(jij) zal communiceren / zult communiceren	tú comunicarás / vosotros comunicaréis
(hij/zij/het) zal communiceren	él/ella/ello comunicará
(wij) zullen communiceren	nosotros comunicaremos
(jullie) zullen communiceren	vosotros comunicaréis
(zij) zullen communiceren	ellos comunicarán

Neerlandés	Español
(ik) zal gecommuniceerd hebben	yo habré comunicado
(jij) zult gecommuniceerd hebben / zal gecommuniceerd hebben	tú habrás comunicado
(hij/zij/het) zal gecommuniceerd hebben	él/ella/ello habrá comunicado
(wij) zullen gecommuniceerd hebben	nosotros habremos comunicado
(jullie) zullen gecommuniceerd hebben	vosotros habréis comunicado
(zij) zullen gecommuniceerd hebben	ellos habrán comunicado

Conditionele wijs

Neerlandés	Español
ik zou gecommuniceerd hebben	yo habría comunicado
jij zou gecommuniceerd hebben / zou je gecommuniceerd hebben	tú habrías comunicado
hij/zij/het zou gecommuniceerd hebben	él/ella/ello habría comunicado
wij zouden gecommuniceerd hebben	nosotros habríamos comunicado
jullie zouden gecommuniceerd hebben	vosotros habríais comunicado
zij zouden gecommuniceerd hebben	ellos comunicarían

Imperatief (gebiedende wijs)

Neerlandés	Español
Communiceer!	¡Comunica!