10K+ estudiantes - 4.8/5
Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Aaien (acariciar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de aaien (acariciar) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

Aaien (acariciar) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 5: Thuis (En casa)

Lección 37: Jouw huisdieren (Tus mascotas)

Infinitief Voltooid deelwoord
Aaien (Acariciar) Geaaid (acariciado)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
(ik) aai yo acaricio
(jij) aait tú acaricias
(hij/zij/het) aait él/ella/ello acaricia
(wij) aaien nosotros acariciamos
(jullie) aaien vosotros acariciáis
(zij) aaien ella acaricia

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
(ik) aaide yo acaricié
(jij) aaide tú acariciaste
(hij/zij/het) aaide él/ella/eso acarició
(wij) aaiden nosotros acariciamos
(jullie) aaiden vosotros acariciasteis
(zij) aaiden ellas acariciaron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
(ik) heb geaaid yo he acariciado
(jij) hebt/geaaid tú has acariciado
(hij/zij/het) heeft geaaid él/ella/eso ha acariciado
(wij) hebben geaaid nosotros hemos acariciado
(jullie) hebben geaaid vosotros habéis acariciado
(zij) hebben geaaid ellos han acariciado

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
(ik) heb geaaid yo acaricié
(jij) hebt geaaid tú acariciaste
(hij/zij/het) heeft geaaid él/ella/eso acarició
(wij) hebben geaaid nosotros hemos acariciado
(jullie) hebben geaaid vosotros habéis acariciado
(zij) hebben geaaid ellos acariciaron

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal aaien yo acariciaré
(jij) zult aaien tú acariciarás
(hij/zij/het) zal aaien él/ella/ello acariciará
(wij) zullen aaien nosotros acariciaremos
(jullie) zullen aaien vosotros vais a acariciar
(zij) zullen aaien ellas acariciarán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
(ik) zal hebben geaaid yo habré acariciado
(jij) zult hebben geaaid/zal hebben geaaid tú habrás acariciado
(hij/zij/het) zal hebben geaaid él/ella/ello habrá acariciado
(wij) zullen hebben geaaid nosotros habremos acariciado
(jullie) zullen hebben geaaid vosotros habréis acariciado
(zij) zullen hebben geaaid ellos habrán acariciado
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
(ik) zou aaien yo acariciaría
(jij) zou aaien tú acariciarías
(hij/zij/het) zou aaien él/ella/ello acariciaría
(wij) zouden aaien nosotros acariciaríamos
(jullie) zouden aaien vosotros acariciaríais
(zij) zouden aaien ellos/ellas acariciarían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
(ik) zou geaaid hebben yo habría acariciado
(jij) zou geaaid hebben tú habrías acariciado
(hij/zij/het) zou geaaid hebben él/ella/ello habría acariciado
(wij) zouden geaaid hebben nosotros habríamos acariciado
(jullie) zouden geaaid hebben vosotros habríais acariciado
(zij) zouden geaaid hebben ellos habrían acariciado
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Aai! ¡Acaricia!