10K+ estudiantes - 4.8/5

Aprende con un profesor Materiales de aprendizaje incluidos Practicar conversación

Antwoorden (responder) - Conjugación de verbos y ejercicios

Conjugación de antwoorden (responder) para todos los tiempos verbales con frases de ejemplo y ejercicios.

 Antwoorden (responder) - Conjugación de verbos y ejercicios

Materiales de aprendizaje que implementan este verbo:

Nivel: A1

Módulo 3: Dag tot dag (Día a día)

Lección 18: Dingen vragen (Preguntar cosas)

Infinitief Voltooid deelwoord
Antwoorden (responder) Geantwoord (Respondido)

Tiempos verbales

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Neerlandés Español
ik antwoord yo respondo
jij antwoordt tú respondes
hij/zij/het antwoordt él/ella responde
wij antwoorden nosotros respondemos
jullie antwoorden vosotros respondéis
zij antwoorden ellos responden

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Neerlandés Español
ik antwoordde yo respondí
jij antwoordde tú respondiste
hij/zij/het antwoordde Él/ella respondió
wij antwoordden nosotros respondimos
jullie antwoordden vosotros respondisteis
zij antwoordden ellos respondieron

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Neerlandés Español
ik heb geantwoord he respondido
jij hebt/heb geantwoord tú has respondido
hij/zij/het heeft geantwoord Él/ella ha respondido
wij hebben geantwoord nosotros hemos respondido
jullie hebben geantwoord vosotros habéis respondido
zij hebben geantwoord ellos han respondido

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Neerlandés Español
ik heb geantwoord yo he respondido
jij hebt/geantwoord tú has respondido
hij/zij/het heeft geantwoord Él/ella ha respondido
wij hebben geantwoord nosotros hemos respondido
jullie hebben geantwoord vosotros habéis respondido
zij hebben geantwoord ellos/ellas han respondido

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Neerlandés Español
ik zal antwoorden yo responderé
jij zult antwoorden / zal antwoorden tú responderás
hij/zij/het zal antwoorden Él/ella contestará
wij zullen antwoorden nosotros responderemos
jullie zullen antwoorden vosotros responderéis
zij zullen antwoorden Ellos responderán

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Neerlandés Español
ik zal hebben geantwoord yo habré respondido
jij zult/zal hebben geantwoord tú habrás respondido
hij/zij/het zal hebben geantwoord Él/ella/ello habrá respondido
wij zullen hebben geantwoord nosotros habremos respondido
jullie zullen hebben geantwoord vosotros habréis respondido
zij zullen hebben geantwoord ellos habrán respondido
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Neerlandés Español
ik zou beantwoorden yo respondería
jij zou beantwoorden tú responderías
hij/zij/het zou beantwoorden él/ella/ello respondería
wij zouden beantwoorden nosotros responderíamos
jullie zouden beantwoorden vosotros responderíais
zij zouden beantwoorden ellos responderían

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Neerlandés Español
ik zou geantwoord hebben yo habría respondido
jij zou geantwoord hebben tú habrías respondido
hij/zij/het zou geantwoord hebben Él/ella respondería
wij zouden geantwoord hebben nosotros habríamos respondido
jullie zouden geantwoord hebben vosotros habríais respondido
zij zouden geantwoord hebben ellos habrían respondido
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Neerlandés Español
Antwoord! ¡Responde!